|
|||||
Nederland lag voor de Romeinen in een uithoek van het Romeinse Rijk. Nederland vormde slechts een klein onbeduidend grensgebiedje van hun enorme rijk.Rond 58 v. Chr. drongen de Romeinse legioenen, onder aanvoering van Julius Caesar, België en Zuid-Nederland binnen. Dorpen werden afgebrand en de Keltische stammen die er woonden werden uitgemoord of als slaaf afgevoerd naar Rome. In deze lege gebieden kwamen, met toestemming van de Romeinen, Germaanse stammen wonen. Zo kwamen de Batavieren in Nederland. Julius Caesar stopte zijn veroveringsoorlog bij de grote rivieren. De Friezen hadden, los van enkele bezoekjes van de Romeinen, niet veel last van hen. De Romeinen vonden de Friezen en het land waar zij woonden maar raar. Gaius Plinius Secundus, een Romeinse schrijver, beschreef Friesland en de Friezen als volgt: ”De oceaan stort zich tweemaal per etmaal met gigantische golven uit over het land, zodat men zich bij deze eeuwige strijd van de natuur afvraagt of dit stuk grond tot het land of de zee behoort. Op de heuvels of beter gezegd, op met handen opgehoogde woonplaatsen (de terpen) leeft daar een ongelukkig volk. Bij vloed zijn het net schepelingen, bij eb eerder schipbreukelingen. En wanneer zij door het Romeinse volk zijn overwonnen, noemen zij dat nog slavernij!” Onder keizer Augustus (de opvolger van Julius Caesar) probeerden de Romeinen ook de Germaanse stammen in het westen van Duitsland te verslaan. Dit mislukte. De Romeinse soldaten werden in de Teutenburgerwoud (vlak over de Nederlands grens) in de pan gehakt. Toen besloot keizer Augustus dat de Rijn de noordelijke grens van het Romeinse Rijk moest vormen. Nederland werd in tweeën gedeeld. Noord-Nederland was vrij en Zuid-Nederland was bezet gebied en door de Romeinen bestuurd. De Romeinse grens of limes liep van Katwijk aan Zee, langs de Oude Rijn naar Arnhem en dan richting Duitsland. Om de grens te beschermen bouwden de Romeinen op strategische plekken forten of castella. In Nederland lagen 18 van deze kampen. De forten waren ongeveer 110 bij 130 meter groot. Rondom het fort lag een verdedigingsgordel van twee of drie grachten, een aarden wal met daarboven op een houten muur (palissade). Langs de palissade stonden op regelmatige afstand grote houten torens. Middenin het fort stond de commandopost. Rondom de centrale commandopost stonden meerdere houten barakken waar de soldaten in woonden. Een barak was 6 bij 3 meter en bood plaats voor 6 man. Zij moesten hier wonen, koken, eten en slapen. Aan het hoofd van een barak was een officierenverblijf. Een officierenverblijf was maar een weinig groter dan een soldatenverblijf. Er stonden 7 barakken in een rij. De rijen waren gescheiden door een straat. Andere gebouwen waren latrines (toiletten), schuren voor de opslag van voedsel en materialen en werkplaatsen voor smeden en timmerlieden. Soms waren er ook stallen voor de paarden van de ruiterij. In een fort was plaats voor 1 cohort (= 600 man). Naast de forten bouwden de Romeinen ook legerplaatsen langs de rijksgrenzen. In Nederland was één legerplaats (castra). Een castra was een enorm fort met plaats voor een compleet legioen (=4800 man). In Nederland lag een legerplaats nabij Nijmegen. Hier lag de castra Batavodorum. Langs de grens stonden ook wachttorens. Daarin hielden een aantal soldaten gedurende een langere tijd de wacht. Zij kookten, aten en sliepen in de wachttoren. Vanuit deze torens werd de grens bewaakt. De torens stonden op gehoorafstand. Bij gevaar kon men naar elkaar schreeuwen en alarm slaan. Het alarmsignaal werd zo naar de forten gebracht waar de soldaten direct in actie kwamen. De forten en wachttorens waren met elkaar verbonden door een weg. Romeinse wegen waren parels van Romeins vernuft. Kaarsrecht en goed onderhouden verbonden zij alle belangrijke plaatsen van het Romeinse Rijk. Sommige forten en legerplaatsen groeiden uit tot steden. Buiten de forten ontstonden nederzettingen (canabae) voor gewone burgers. Romeinse nederzettingen vormden zich bij Nijmegen, Maastricht en Heerlen. Ambachtslieden, herbergiers, bakkers, pottenbakkers, glasblazers en kooplieden en handelaren vestigden zich in deze plaatsen. Ook de vrouwen en kinderen van de soldaten woonden hier. In de steden verrezen tempels, begraafplaatsen en thermen. Thermen waren grote badhuizen waar de Romeinen zich lieten vertroetelen. Grote baden, massage en kletsen met je vrienden. Kortom, lekker relaxen en bijkomen van een hard leven in een uithoek van het Romeinse Rijk. Handelaren en kooplieden dreven handel met de lokale boeren. Maar ook de Romeinse grootgrondbezitters brachten graan en groenten naar deze markten. Verspreid door Zuid-Nederland bouwden de Romeinen op de meest vruchtbare gronden grote boerderijen (villae rustica). Deze boerderijen waren het centrum van een enorm boerenbedrijf. De villa bestond uit een hoofdgebouw, stallen, schuren en woningen voor slaven. De belangrijkste bron van inkomsten was het verbouwen van graan. Het graan werd verkocht aan handelaren in de canabae en aan de legerplaatsen. Naast graan verteelde men ook groenten en fruit. Opgravingen in Voerendaal (Limburg) laten zien hoe comfortabel het leven op deze boerderijen is geweest. Er was een badgebouw en de belangrijkste vertrekken werden verwarmd door vloerverwarming. De stenen vloer van deze kamers rustte op pijlers van tegels. Vanuit een stookplaats aan de buitenkant stroomde hete lucht onder de vloeren. Zo werden de stenen vloeren lekker warm en werden de vertrekken verwarmd door een warme vloer. De woonvertrekken waren ook vaak prachtig versierd met mozaïeken op de vloer en schilderingen op de muur. Maar er werden ook goederen uit verre streken aangevoerd. Het transport van deze goederen verliep meestal via de rivieren. Meester Henk!! Hoe verdwenen de Romeinen uit Nederland? De ondergang van het Romeinse Rijk in ons land ging in kleine stapjes. Het begon in de tweede helft van de 3e eeuw met de inval van de Franken. Zij maakten verschillende strooptochten in de Romeinse gebieden. Daarbij vernielden zij forten, dorpen en villea ( de grote Romeinse boerderijen). Zij trokken zelfs door tot in Spanje. Door de plunderingen van de Franken raakten hele streken ontvolkt. De gevluchte en verarmde boeren vormden roversbenden die alles plunderden wat de Franken vergeten waren. De Franken bleven in het gebied van de grote rivieren. De Romeinen gaven hun een taak in de bescherming van de Romeinse grens. Hoewel het in de 4e eeuw vrij rustig bleef was de invloed van de Romeinen bijna nihil. De meeste forten langs de grens waren verlaten. De Romeinen hadden zich terug getrokken in Trier (deze stad ligt nu in Duitsland), de grootste Romeinse stad in Germania. De verdediging van de grens was in handen van de Franken gegeven. Op oudejaarsavond van het jaar 406 trokken duizenden Germanen massaal de Rijn over. Een ware vloedgolf van Germaanse strijders overspoelde Gallië. Ondanks verwoede gevechten konden de Romeinen deze vloedgolf niet keren en de laatste Romeinen trokken weg uit ons land. Dit was de laatste les over de Romeinen. Heb je nog vragen ? Mail dan naar meester Henk. Nederland werd na de vertrek van de Romeinen bewoond door Germaanse stammen als de Saksen en de Franken. En natuurlijk de Friezen. In de komende periode zullen de Franken heel belangrijk worden in Nederland. Vooral onder keizer Karel de Grote. Maar daarover vertelt meester Henk in het hoofdstuk over de vroege middeleeuwen. Bron: Fik Meijer, Macht zonder grenzen. Amsterdam 2006 Algemene Geschiedenis der Nederlanden, deel 1. Haarlem 1981 Een korte geschiedenis van het Romeinse Rijk Ondergang van het Romeinse Rijk Brood en Spelen Slavernij in het Romeinse Rijk Februari 18, 2024 |
|