|
|||
"We hebben een clubske opgericht voor mensen met een lelijk ....." was een lied dat je in veel middeleeuwse steden kon horen. Wat voor clubjes dat waren, vertelt meester Henk in deze les.Op het marktplein staan ook de gildehallen of gildehuizen. Dat zijn de clubgebouwen van onze gilden. Meester Henk! Wat is een gilde? Oorspronkelijk kwam het idee van een gilde van handelaren. Kooplieden vormden een gilde of broederschap als zij samen op reis gingen. Een handelsreis was gevaarlijk. Rovers, ruzie over de prijs en oplichters waren maar een paar gevaren. In de gilde beloofden de handelaren elkaar tijdens de reis te helpen. Ambachtslieden hebben dit idee overgenomen. Toen werd het een club van mensen met hetzelfde beroep. Ook zij beloofden elkaar te helpen en te steunen. Ook bedachten zij regels waaraan alle leden van de gilde zich moesten houden. Zo maakten zij afspraken over de kwaliteit van een product, de gebruikte materialen, de manier waarop het werd gemaakt en de prijs. Zo bepaalde het gilde van meubelmakers hoe een tafel werd gemaakt, van welk houtsoort en wat de prijs was. Door deze regels kregen de meubelmakers geen ruzie en was de prijs voor een bepaalde tafel in de hele stad hetzelfde. Ook schreven de gilden voor van hoe laat tot hoe laat er gewerkt mocht worden, welke dagen vrije dagen waren en dat men altijd met open deuren en luiken moest werken. Dan kon men elkaar controleren of men wel volgens de regels of keuren werkte. De controle werd vereenvoudigd doordat de gildeleden vaak in één straat of buurtje woonden. Soms vind je dat nog terug in de huidige straatnamen. Kijk maar eens goed in je woonplaats. De gilden hadden ook een belangrijke sociale functie. Zieke gildeleden kregen verzorging en geld van de overige leden. Overleed een gildebroeder dan werd de begrafenis betaald en kwamen alle leden op de begrafenis. Daarna zorgden de gilden voor de achtergebleven weduwe en kinderen. Zij kregen geld en de kinderen hadden voorrang bij een leerplek. Meester Henk! Wat is een patroonheilige? Ieder beroep had een heilige die hen moest beschermen tegen kwaad en rampspoed. Zo was Sint Chrispijn de patroonheilige van de schoenmakers, Sint Jozef van de timmerlieden en Sint Nicolaas moest de kooplieden beschermen. Op de verjaardag van de heilige kwamen de leden van het gilde bijeen in de kapel of altaar van de heilige. Je mag twee keer raden waar de leden van het gilde van de kooplieden op 5 december waren. De gilden zorgden ook voor de scholing van nieuwe vaklieden. Kinderen gingen in de leer bij een meester. Zij woonden en werkten bij de meester in huis. De leerlingen begonnen met het meest eenvoudige werk. In de loop van hun leertijd kregen zij steeds meer en moeilijkere taken. Na een aantal jaren kregen de leerlingen een leerbrief, een getuigschrift. Hierin stond dat de leerling het vak goed had geleerd. De leerling werd dan een gezel. Een gezel mocht bij alle meesters van het gilde gaan werken. Wilde de gezel ook lid van het gilde worden dan moest hij eerst meester worden. Daarvoor moest hij de meesterproef afleggen De gildeleden gaven de gezel een moeilijke opdracht. Daarin kon de gezel laten zien dat hij over alle vakkennis beschikte.
Tot zover de les over de middeleeuwse gilden. Heb je nog vragen? Mail ze naar meester Henk
Februari 18, 2024 . |