|
|||
Ook in de middeleeuwen gingen kinderen naar school. In deze les vertelt meester Henk over de school in de middeleeuwen.De Romeinen brachten de school naar Nederland. Daar leerden Romeinse kinderen lezen en schrijven. Maar toen de Romeinen in de 4e eeuw uit Nederland vertrokken, namen zij ook de scholen mee. Heel lang waren er toen geen scholen in Nederland. In de 8e eeuw veroverden de Franken Nederland en zij brachten de school opnieuw naar Nederland. Meester Henk! Waarom brachten de Franken scholen naar Nederland? Karel de Grote, de koning van de Franken, moest een enorm groot rijk besturen. Daarom had hij zijn rijk opgedeeld in domeinen. Een belangrijke edelman was de leenman van een domein. De leenman bestuurde het gebied uit naam van de koning. Maar om te zorgen dat al die leenmannen zijn wetten kenden en goed uitvoerden moest Karel veel brieven schrijven. Daarvoor had hij ambtenaren in dienst; mannen die overal in het grote Frankische rijk de wetten van Karel brachten en toezagen dat de wetten werden nageleefd. Deze mannen moesten wel kunnen lezen en schrijven. Maar in de 8e eeuw konden bijna alleen monniken lezen en schrijven. Daarom waren de meeste ambtenaren dan ook monnik. Monniken leerden lezen en schrijven op school. Deze scholen waren in de vroege middeleeuwen altijd verbonden aan een kerk of klooster. Jongens die naar school gingen, hadden besloten om in de kerk te werken of een ambtenaar voor de koning te worden. Meester Henk!! Waarom leerden de leerlingen veel te zingen? De leerlingen leerden veel te zingen omdat zij in het koor van de kerk moesten zingen. Meerdere keren per dag moesten zij naar de kerk om daar tijdens de mis te zingen. Daarvoor moesten zij heel veel gezangen uit hun hoofd kennen. Ook moesten zij niet vals zingen. En om dat allemaal te leren werd een groot deel van hun schooltijd besteed aan zingen. Leraar: Waarover willen jullie spreken? Een heel bekend leerboek was de Donaat van Aelius Donatus. Dit was een leerboek Latijnse grammatica. Donatus had het boekal in de 4e eeuw geschreven voor Romeinse jongens. Maar de Donaat was ook in de middeleeuwen heel populair. Het was geschreven in de vraag- en antwoordstijl. Hierdoor konden leerlingen elkaar makkelijk overhoren. Meester Henk! Hoeveel scholen waren er in de vroege middeleeuwen in Nederland? Dat weten we niet. We weten alleen dat er een school in Utrecht en in Maastricht heeft gestaan. Maar niet alleen de kerk vond onderwijs belangrijk. Ook stadsbesturen vonden onderwijs belangrijk, zelfs zo belangrijk dat veel stedelijke parochiescholen door de steden werden overgenomen. De stad betaalde de leraren, onderhield het schoolgebouw en stelde het schoolgeld vast. In de meeste steden vond je een stadsschool of “grote school” en in sommige steden zelfs meerdere. Meester Henk! Hoe oud waren de leerlingen? De leerlingen waren meestal tussen de 7 en 15 jaar. Maar er zaten ook soms volwassenen tussen de kinderen. De klassen waren geen jaarklassen. Soms bleef men anderhalf tot twee jaar in een klas en dat was dan geen zitten blijven. Hele slimme en hardwerkende leerlingen zaten maar een half jaar in een klas en gingen dan naar de volgende. Dus alle leeftijden zaten door elkaar. Meester Henk! Leerden de kinderen toen net zo als nu? Ja, alleen waren de omstandigheden totaal anders. Je zat in een hele volle klas, honderd tot 150 leerlingen in een klas. De leerlingen zaten op eenvoudige krukjes of op de grond. Zij moesten op hun knieën schrijven want er waren geen tafels. Met zoveel kinderen in een klas was daar geen ruimte voor. Lezen leerde je uit een boekje wat je wel moest delen met meerdere leerlingen. Er werd hardop gelezen en oudere leerlingen hielpen de jongere. Je kunt je voorstellen wat een lawaai dat moet zijn geweest. Af en toe moest je bij de meester komen. Je moest dan een stukje voorlezen. Deed je dat niet goed dan kreeg je slaag. Je werd dan met een houten stok op de handen geslagen.
Meester Henk! Gingen alle kinderen naar school? Ha, was dat maar waar. Slechts een klein groepje kinderen mochten naar school. De meeste jongens leerden hun vak bij hun vader of een ambachtsmeester (zie gilden) en meisjes mochten zo wie zo niet naar school. Vooral de zonen van rijke stedelingen, meestal handelaren en kooplieden, gingen naar school. Zij moesten kunnen rekenen, lezen en schrijven om in de voetsporen van hun vaderen te stappen. Bron: P.Th.F.M. Boekholt en E.P. de Booy, Geschiedenis van de school in Nederland vanaf de middeleeuwen tot aan de huidige tijd. Van Gorcum, Assen/Maastricht 1987
10/23/2022 |